Marcel Slockers over straatzorg: waar het systeem stopt, begint zijn spreekuur
Meteen naast de ingang van opvanglocatie CVD Havenzicht zit de spreekkamer van straatdokter Marcel Slockers. Hij ziet er dak- en thuisloze patiënten, onverzekerden, EU-migranten zonder papieren; patiënten die voor andere artsen vaak onzichtbaar blijven. ‘Iedereen heeft recht op zorg,’ zegt Slockers, ‘maar als je geen adres hebt, besta je niet. Dan krijg je geen zorg, geen verzekering, soms geen opvang. En dan komen ze bij ons.’
In de jaren 80 begon Slockers als huisarts in Rotterdam. ‘Toen was er een overschot aan huisartsen,’ vertelt hij, ‘ik had meerdere bijbanen.’ Eén van zijn eerste patiënten was een thuisloze man. ‘Ik vond het medisch heel boeiend, want het ging over complexe somatische én psychiatrische problemen.’ Zo rolde hij het werk in dat hij nu al meer dan 40 jaar doet. Inmiddels heeft hij zijn reguliere praktijk neergelegd. ‘Ik ben nu alleen nog straatdokter. We doen spreekuren op meerdere locaties, met en zonder afspraak. Straatdokters zijn nodig omdat het systeem mensen laat vallen. Wij proberen op te vangen wat eigenlijk niet zou mogen vallen.’
De praktijk: gewone huisartsenzorg, in buitengewone omstandigheden

Straatdokters doen gewoon huisartsgeneeskunde, benadrukt hij. ‘Alleen is de zorgvraag vaak uitgesteld of veel complexer geworden.’ Patiënten komen niet met een beginnende suikerziekte, maar met complicaties die al jaren sudderen: slecht genezen wonden, amputatiegevaar, verwaarloosde psychiatrie, of vergevorderde verslaving.
‘En heel veel patiënten hebben een verstandelijke beperking die niet herkend wordt,’ zegt hij. ‘Ze hebben een straatbabbel – tien zinnen die ze uit hun hoofd kennen en waarmee ze hulpverleners te woord kunnen staan. Maar planning en organisatie lukt niet.’ Als arts moet je tussen de regels leren luisteren. ‘Als je mensen een paar keer hebt gezien, dan merk je wat wél en niet gebeurt.’ Bijvoorbeeld dat iemand echt lijkt te begrijpen hoe hij zijn medicatie moet innemen, maar de keer erop blijkt dat hij er niet aan is begonnen omdat hij het toch niet snapte. ‘Soms moet je een beetje de ouderwetse dokter zijn: dit is goed voor je, dit niet.’
Een patiënt zonder papieren
Op de locatie Havenzicht van het Centrum voor Dienstverlening (CVD) in Rotterdam bevinden zich een nachtopvang, verpleegafdeling en een woonafdeling. Slockers ziet patiënten van al deze afdelingen en op het spreekuur, naast inloop van de straat. ‘Iedereen mag binnenlopen, ook zonder afspraak.’ Hij herkent mensen meestal op gezicht, vaak komen mensen op meerdere plekken terug. ‘We proberen zo veel mogelijk met ID’s te werken, maar dat is lang niet altijd mogelijk.’ Een groot deel van zijn patiënten is ongedocumenteerd en heeft per definitie geen zorgverzekering. ‘En van de patiënten mét papieren heeft het merendeel dat ook niet.’

De toegang tot zorg is voor onverzekerden dramatisch verslechterd, vooral sinds 2015, toen mensen zonder adres automatisch uit de zorgverzekering werden gezet. Gevolg: mensen met hiv kregen geen medicatie meer, patiënten met psychoses raakten zonder antipsychotica, en mensen met suikerziekte kregen geen insuline. ‘Ziek zijn op straat is geen uitzondering, het is het gevolg van beleid. En dat zie je pas als je kijkt waar niemand wil kijken.’
In 2015 hebben de straatdokters daar ‘heel veel kabaal over gemaakt, mensen zonder adres zijn nog steeds niet verzekerd, wel kunnen zorgverleners hun kosten declareren bij het CAK.’ Uitgestelde zorg leidt tot verergerde klachten, duurdere behandelingen én meer maatschappelijke en persoonlijke schade. ‘Het kost meer, levert meer ellende op en is voor niemand beter.’ In zijn proefschrift (2021) schreef Slockers hoe belangrijk het verzekeringsrecht en de toegang tot zorg is. ‘Dakloze Rotterdammers gaan 14-16 jaar eerder dood dan andere Rotterdammers, die overigens ook al eerder sterven dan de rest van Nederland.’
Hij ergert zich er ook aan dat mondzorg structureel buiten het basispakket valt, terwijl de gevolgen groot zijn (slechte voeding, pijn, ziekte). ‘Waarom vinden 150 Kamerleden dat de mond geen deel is van het menselijk lichaam?’
Het interview loopt verder onder het verhaal van Celfried ▸
Celfried over onverzekerde zorg

Na aankomst had hij nog geen woning en verbleef hij op tijdelijke adressen, bij bekenden. In die onzekere situatie werd hij plotseling ziek. Een ernstige darminfectie leidde tot een spoedoperatie. Hij lag twee maanden op de intensive care. ‘De operatie was pijnlijk,’ zei hij, ‘ik was bijna dood.’ Door de lange revalidatie functioneren zijn spieren niet meer goed en heeft hij problemen aan zijn voet.
Tijdens zijn opname bleek dat hij niet verzekerd was. Hij had nog geen papieren geregeld en wist niet hoe dat werkte in Nederland. Toch kreeg hij de zorg die hij nodig had. ‘Ze hebben goed voor mij gezorgd’, benadrukt hij. Maar later kreeg hij alsnog een rekening van 1500 euro. ‘Ik betaal nu elke maand 80 euro terug’, vertelt hij, naast zijn premie van 199 euro voor de zorgverzekering die hij inmiddels heeft. De gemeente houdt het bedrag automatisch in van zijn uitkering.

Hoewel hij het systeem ingewikkeld vindt en niet altijd begrijpt wat er medisch met hem aan de hand is, voelde Celfried zich wel serieus genomen. Hij kan vragen stellen aan zijn arts en zegt dat de hulpverleners hem met respect behandelden. Over dokter Slockers en zijn collega’s spreekt hij met veel waardering. ‘Ze helpen mensen, zelfs als ze niets hebben – geen verzekering, geen papieren. ‘Ze keren je geen rug toe, ze helpen je meteen. Soms zit ik te denken,’ zei hij, ‘je hebt niks… maar toch zorgen ze voor je. Dat is wel mooi. Er zijn nog goede mensen.’
Op Curaçao was Celfried vrachtwagenchauffeur en hij wil heel graag werken als buschauffeur in Nederland. Als zijn voet genezen is, hoopt hij die alsnog op het gaspedaal van een bus te zetten.

‘De samenleving zet ons in de hoek van vechters’
Als straatdokter zie je waar het systeem faalt. ‘En dan moet je wel wat.’ Slockers vertelt hoe hij met ministers, beleidsmakers en verzekeraars aan tafel zat. ‘Je moet wel een beetje vechten. Straatdokters zijn geen mensen die vluchten of bevriezen. Nu worden we vaak gezien als activisten. Maar we willen gewoon dat mensen zorg krijgen, en dat lukt alleen als het systeem meewerkt.’
Dat activisme voelt Slockers sterk als het om arbeidsmigranten gaat. ‘Volgens CBS-cijfers werkten afgelopen jaar 800.000 tot 900.000 EU-migranten in Nederland. 250.000 daarvan hebben wit gewerkt volgens de Belastingdienst, maar hebben géén inschrijving bij de gemeente. Dus we hebben een kwart miljoen mensen, die zorgen dat ik vanavond vlees en tomaatjes te eten heb, dat mijn pakketje morgen bezorgd wordt – we laten ze zwaar werk doen, maar we vertikken het om ze een behoorlijke basis te geven met huisvesting en zorgverzekering.’
In 2020 verscheen het rapport Roemer over arbeidsmigranten met de aanbeveling EU-migranten alleen te laten komen als er huisvesting, zorgverzekering, veilig werk geregeld is. Maar vijf jaar later is er nog steeds geen wetgeving. ‘Men is bang dat de vleesindustrie met name in elkaar zou storten. Er is bijna geen slachthuis meer waar nog Nederlanders werken, EU-migranten zijn nodig. Maar zorg dat ze een basis hebben, geef ze vastigheid en veiligheid.’
Uitzendbureaus ontmoedigen dat mensen zich inschrijven bij de gemeente, zegt Slockers, omdat dat financieel voordeliger is en ontslag op staande voet makkelijk. ‘Maar als je je niet inschrijft, dan besta je eigenlijk niet. Wij zien ze als straatdokters als ze geen werk meer hebben en dakloos en ziek zijn geworden. Kijk, 150 jaar geleden hadden we kinderarbeid in de textielindustrie. Er was heel veel weerstand van de textielbaronnen om dat af te schaffen; de industrie zou instorten zonder die handige kinderhandjes. Dat soort kletsplaats moeten we 150 jaar later niet meer accepteren.’
‘Je moet creatief zijn, anders lukt het niet’

Vechten moet ook tegen de complexiteit van het systeem. De zorg is complex, zeker bij mensen zonder papieren of verzekering. ‘Er zijn op deze locatie minstens zeven stromen van financiering, met allemaal hun eigen voorwaarden,’ zegt Slockers. ‘We hebben verpleegbedden, maar je moet een topverpleegkundige hebben om de juiste indicatietaal te spreken voor alle regelingen.’ Toch lukt het vaak. Door slim te verwijzen, goede afspraken te maken met apotheken en ziekenhuizen – en waar nodig kabaal te maken. ‘Het lukt alleen als je een beetje creatief bent, maar die creativiteit vind ik ook leuk.’
Volgens Slockers werkt straatzorg alleen als artsen en verpleegkundigen intensief samenwerken. Twee paar ogen zien meer, én ze kunnen elkaar aanvullen in de begeleiding van patiënten. Bijvoorbeeld bij vrouwen in de opvang: ‘We willen niet dat iemand ongepland zwanger raakt terwijl ze op straat leeft. Dus ook als een vrouw komt voor een gebroken teen, vragen we naar anticonceptie.’ Preventie is in deze context letterlijk levensreddend.
‘Ik hoop natuurlijk dat dit werk over vijf of tien jaar niet meer nodig is,’ zegt hij. ‘Maar ik hoor al veertig jaar dat we dakloosheid gaan oplossen. Daar geloof ik niet meer in.’ Wel blijft hij pleiten voor structurele veranderingen: betere huisvesting, een fatsoenlijke verzekering voor iedereen, en: verantwoordelijkheid voor werkgevers die arbeidsmigranten naar Nederland halen. ■
Marcel Slockers schreef twee bundels over patiënten en gebeurtenissen die hem bijbleven als straatdokters. Bijvoorbeeld Juan, die vakantie opnam om een nier te doneren en toen ontslagen werd – Slockers kon het ontslag via de arbo-arts gelukkig ongedaan maken. Of Charles, die onterecht werd gearresteerd en vanwege zijn verstandelijke beperking niet kon uitleggen dat hij herstellend was van een gebroken been – hij moest hardhandig mee naar het bureau en vervolgens wéér zes maanden revalideren. Of Oscar, die misschien wel nierdialyse of medicatie krijgt, maar geen goede voeding of recht op opvang – eenmaal behandeld moet hij weer de straat op, waar alles van vooraf aan begint. Tot het een keer ophoudt.
Marcel Slockers schrijft regelmatig voor Medisch Contact, je kunt zijn recente bijdragen lezen.]