Spring naar content

Stageblog Valente-directeur Esmé Wiegman: Mond vol tanden

08 maart 2022

Esmé Wiegman is sinds 1-1-2020 directeur van branchevereniging Valente, en doet daarnaast een deeltijdstudie HBO Theologie. Voor haar derde studiejaar loopt ze stage bij een van de Valente-leden, RIBW Overijssel. Deze beschermdwonenorganisatie ondersteunt mensen met een psychische kwetsbaarheid op het gebied van wonen, werken en welzijn, zodat ze hun dagelijks leven zo veel mogelijk zelf vorm kunnen geven. Esmé probeert hieraan bij te dragen met zingevende gespreksvoering.

‘Mensen die mij een beetje kennen, weten dat ik niet snel met de mond vol tanden sta. Ik ben dol op taal, praat graag, weet vaak best zinnige dingen te zeggen en loop niet weg voor een stevig inhoudelijk debat. Maar als ik stage loop, sta ik toch regelmatig wel met de mond vol tanden. Ik hoor mezelf zo praten als mensen niet zoveel terug zeggen. Ik vind het ingewikkeld als mensen niet zo talig zijn. En wat schiet je op met inhoudelijk debat als er vooral verdriet en verlies ervaren wordt? Wat doe je als woorden tekort schieten? Wat doe je als het brein van je gesprekspartner compleet anders werkt en het zoeken is naar betekenis van woorden? Ik ben het aan het leren op mijn stage-adres bij RIBW Overijssel.

Aardbeien

Het is altijd even schakelen als ik na een werkdag voor Valente op een avond op m’n stage-adres kom. Op een maandagavond stap ik binnen en loop meteen M. tegen het lijf, iemand met een sympathieke uitstraling. Ik groet hem en hij vraagt (eerst wat onverstaanbaar) of ik aardbeien heb gegeten. Ik voel de radertjes in m’n hoofd razendsnel ronddraaien. Waar komt deze vraag vandaan? Wat is de betekenis van deze vraag? En wat heb ik nu terug te zeggen? Ik realiseer me dat het geen feitelijke vraag is, maar associatie: mijn hoofd ziet er waarschijnlijk uit als een aardbei, door de avondkou op de fiets.

Als ik nu terugkijk op de rest van het gesprek kan ik het niet eens navertellen. Maar ik weet dat we contact hadden. Op een of andere manier zagen we elkaar en begrepen we elkaar. Later die avond zat ik met M. aan de koffie in de huiskamer. Hij had een reep chocolade. Hij dacht met aardbeien. Maar het waren frambozen. Ook rood. Hij had de reep gekregen en was er blij mee. Ondertussen sorteerde hij alle mogelijke bonnetjes die in z’n portemonnee zaten. Dat leverde genoeg gespreksstof op. Ook dit gesprek kan ik niet navertellen, maar het voelde gewoon heel vertrouwd en prettig om met hem te praten. Geen idee of dit voor M. een ‘zingevend’ gesprek was; of hij nieuwe inzichten heeft opgedaan op het gebied van identiteit en zinervaring. Voor mij was het ‘zinnig’ te ervaren dat ik vooral eerst moet luisteren en ‘er-zijn’ om aan te kunnen sluiten.

Vol hoofd

Ik denk ook aan J. Zij is niet zo’n prater. Op open vragen komen vaak gesloten antwoorden terug. Terwijl ik moeizaam iets van een gesprek probeer te hebben realiseer ik me: hoe zinvol is praten eigenlijk als het in je hoofd zo’n drukte is aan geluiden en prikkels?

‘Vind je het fijn om wat te zingen?’ vraag ik ineens. Een ‘ja’ met uitnodigende lach is het antwoord. We zingen samen een paar christelijke liederen die ze noemt als favoriet, zoals ‘De Heer is mijn herder’. Als we uitgezongen zijn, zegt ze: ‘Dat lucht op.’

Een mooi resultaat van iets dat niet echt een gesprek was.

Als ik terugblik op deze twee ontmoetingen wordt het voor mij een steeds grotere vraag wat zingevende gespreksvoering is, wat de uitkomst daarvan moet zijn en hoe het precies bijdraagt aan welbevinden. Misschien is het heel eenvoudig te formuleren als: nabij-zijn met gevoel van vertrouwdheid of het gevoel van opluchting.

Het gezegde luidt: spreken is zilver, zwijgen is goud. Daar voeg ik aan toe: maar luisteren is het allerbeste. En soms zingen.’

In de komende maanden zal Esmé vaker bloggen over haar stage bij RIBW Overijssel. Je leest hier al haar blogs.