Spring naar content

De Blinkert: ‘Verpleeghuis met een rauw randje’

27 juli 2023

Voor mensen met meer dan één probleem, en meer dan één vraag om zorg en ondersteuning, is het vaak lastig een goede plek te vinden. Woonvoorzieningen kennen vaak strenge toegangsregels. Samenwerking tussen gemeenten en zorgkantoren of verzekeraars om integraal hulp te bieden ontbreekt op veel plekken.

In Baarn vind je de Blinkert, een verpleeghuis van het Leger des Heils. Er wonen 93 mensen die vaak een verleden hebben van dakloosheid, verslaving en diverse maatschappelijke problemen. Maar ze hebben ook verpleging nodig, waardoor ze niet binnen het reguliere zorgaanbod passen. Het is een niche, en dat vraagt wat. Marianne Stal-Klapwijk is locatiemanager en leidt ons rond in de Blinkert.

Bewoners en medewerkers in De Herberg, de inloopplek.

Er hangt hier best een gezellige sfeer, zeker geen kil verpleeghuis.

‘Nee hè? Meteen naast de ingang zit De Herberg, de inloopplek voor alle bewoners, met een zithoek, tafels, een pooltafel. Ook de woonkamers van de groepen proberen we gezellig huiselijk te maken. Als je er een beetje fatsoenlijk uitziet en je gedraagt, ben je altijd welkom. We werken echt aan gezelligheid, dagbesteding, naar buiten gaan, dingen samen doen. Je hebt als bewoner een heel kleine actieradius. Dan moeten we wel zorgen dat het prettig is.’

Wat voor verpleeghuis is de Blinkert?

‘De Blinkert is geen gewoon verpleeghuis, maar wel “gewoon” een verpleeghuis in de zin dat mensen echt een verpleeghuisindicatie nodig hebben om hier te komen. In totaal zijn er 93 plekken. 78 met Wlz-indicaties, en vijftien plekken voor ELV (eerstelijnsverblijf onder de Zorgverzekeringswet). Onze cliënten hebben langdurige indicaties, dat houdt in levenslang en levensbreed. Mensen moeten echt forse problematiek hebben willen ze hier toegelaten worden: somatisch én psychiatrisch en bijna altijd ook een verslaving. We zijn wel een beetje streng bij de poort, maar er zijn zoveel mensen die nergens anders toegelaten worden, dat we altijd wel wachtlijsten hebben.

Marianne Stal-Klapwijk, locatiemanager bij de Blinkert.

Onze doelgroep is moeilijk in te delen naar ziektebeeld of problematiek, dus wordt iedereen door elkaar geplaatst. Soms zijn de ziektebeelden duidelijk, zoals Korsakov,  COPD, verslaving, maar daar kun je in verschillende vormen en niveaus aan lijden, dus het is alsnog diffuus. Elke week is er opnameoverleg, daar wordt besproken waar iemand het beste terecht kan als er een plekje vrij komt op de woonafdeling.’

Wat voor achtergrond hebben medewerkers nodig?

‘Op de Blinkert werken een paar verzorgenden maar voornamelijk verpleegkundigen hbo en mbo, opgeleid voor het ziekenhuis, het verpleeghuis of de psychiatrie. Mensen zijn er niet speciaal voor opgeleid om met onze doelgroep te werken, want zo veel huizen zijn er niet van dit kaliber. Ze worden intern door ons geschoold, we hebben aangepaste trainingen. Nieuwe medewerkers krijgen een inwerkprogramma, want je moet je mensen wel voorbereiden. Het is een doelgroep met een rauw randje.

Bij de Blinkert zijn onder meer fysiotherapeuten, ergotherapeuten en SI-therapeuten.

De slogan van het Leger is “We zijn er voor de mensen zonder helper”. Dat levert iedere keer vragen op over hoe met een probleem om te gaan en wie we daarvoor nodig hebben. Daarom is er ook een grote behandelstaf. Elke dag is er een huisarts of een specialist oudergeneeskunde. En er lopen onder meer een psychiater en een verslavingsarts rond, een fysiotherapeut, maatschappelijk werker, diëtiste en een geestelijk verzorger. Ik denk dat onze kracht is, dat we kunnen meebewegen met de zorgvraag die er is. Maar dat maakt ook dat we niet zo goed te vangen zijn in de hokjes van VWS.’

Is het lastig om personeel te vinden?

‘Mensen vinden het leuk om met deze doelgroep te werken. Je kunt hier niet denken “dit is het protocol, dat loop ik af, dat komt wel goed”, het is meer “hou je een beetje van gekkigheid en hou je een beetje van problemen?”. Negen van de tien keer moet je het bij een cliënt net wat anders doen, je een beetje aanpassen aan de situatie. Het is net even spannender zorg, in de goede zin van het woord. Je hebt altijd wel wat.

Onderonsje tussen bewoner en medewerker in de tuin.

Wat medewerkers ook trekt is dat deze cliënten zoveel hebben meegemaakt. Alle buitenkant is er wel een beetje af. Je komt de mens tegen in al zijn eerlijkheid en puurheid. Dat is niet altijd leuk, de hele rauwe kant zie je ook. Al het verdriet kom je tegen en alles wat misgegaan is in het leven. Dat maakt het mooi om voor deze mensen te zorgen.

Als je deze cliënten eenmaal kent, dan zijn het ook ontzettend leuke mensen. In het gewone verpleeghuis zijn mensen natuurlijk heel oud, hebben niet meer zoveel energie. Ze hebben wel een heel levensverhaal maar zijn vaak niet meer zo goed in staat om je dat te vertellen. Bij onze cliënten ligt de gemiddelde leeftijd tussen de 50 en 60 jaar; nog midden in het leven, dus je hebt heel ander contact met je cliënten.’

Hoe komen bewoners hier binnen?

‘Cliënten komen binnen in de Blinkert vanuit de maatschappelijke opvang, wijkverpleging en vooral vanuit het ziekenhuis. Daar zijn ze dan uitbehandeld en kunnen nergens een plek vinden. Wij zijn niet altijd even goed vindbaar. Daardoor zien we echt situaties die niet meer kunnen, waarbij mensen veel langer in de ziekenhuizen en wijkverpleging blijven dan goed is. We hebben hier natuurlijk ook maar 93 plekken, en het is ook altijd wel zoeken wat nou past bij een cliënt. Er zit een gat tussen de woonbegeleiding en wat wij bieden. Je merkt dat de wetgeving daar net niet in voorziet. We zijn nu binnen het Leger aan het kijken: hoe kunnen we daar een mooi aansluitend aanbod voor maken? En zijn er meer plekken mogelijk?’

Je hebt als cliënt zelf ook geen beeld van wat er allemaal is, waarschijnlijk.

‘Klopt. Dat doen we in Nederland nog niet goed. Je moet eigenlijk al weten hoe het werkt wil je het voor elkaar kunnen krijgen. De gemiddelde mondige Nederlander lukt het uiteindelijk wel, maar de cliënten waar wij het over hebben, die komen er niet meer. Ze hebben al zo vaak hun neus gestoten en zijn al zo vaak van de ene naar de andere instantie doorgeschoven met weer een labeltje. Ik zie heel veel cliënten die teleurgesteld zijn in de hulpverlening. En dat snap ik; lastige cliënten worden geweerd.’

De slogan van het Leger des Heils is zoals je al zei “We zijn er voor mensen zonder helper”. Betekent dit dat iedereen hier mag komen én mag blijven? Zijn er grenzen?

‘In de eerste plaats moet je een indicatie hebben om hier binnen te komen. En als mensen hier wonen en zich op geen manier kunnen houden aan de regels die er zijn – bijvoorbeeld niet binnen gebruiken en respectvol met elkaar omgaan – dan gebeurt het een enkele keer dat we moeten zeggen: dit is toch niet de plek voor jou. Dan wordt het zoeken naar een dag- en nachtopvang bijvoorbeeld.

Bertje, een van de bewoners van de Blinkert.

Maar we hebben ook een zorgplicht als mensen een Wlz-indicatie hebben. Lukt het niet, dan moet je als organisatie bij het Zorgkantoor aangeven dat je de zorg voor deze meneer of mevrouw niet meer kunt bieden. Er is hier een aantal cliënten over wie ik in overleg ben geweest om de zorg terug te geven, maar dan blijkt dat er niks terug te geven valt. Het Zorgkantoor vraagt uiteindelijk eigenlijk altijd: “Maar als jullie het niet kunnen, wie kan het dan wél?” Dus dan blijven ze hier.’

Uitzetten is dus geen optie. Hoe ga je dan om met ontoelaatbaar gedrag?

‘We zeggen tegen bewoners dat we het liever weten als ze gebruiken. Als het even kan ook hoeveel en wat, want dan kan de dokter daar qua medicatie ook op inspelen. Gebruik binnen staan we niet toe omdat het veel gedoe oplevert. Actieve en voormalige gebruikers wonen door elkaar, als we gebruik binnen zouden toestaan lukt het de ‘abstinenten’ niet om abstinent te blijven. Bewoners letten ontzettend op elkaar en weten binnen de kortste keren bij wie wat te halen zou zijn. Veel cliënten zijn door hun ziekte behoorlijk kwetsbaar en bij toestaan van gebruik zijn die kwetsbare mensen vaak het eerst de dupe.

Het blijkt in de praktijk het best te werken, voor cliënten én voor medewerkers dat er een duidelijke heldere huisregel is. Het scheelt tijd en energie qua marchanderen en onderhandelen en die tijd kun je dan weer voor leuke dingen gebruiken.

Elke cliënt krijgt bij binnenkomst onze huisregels, maar deze sluiten wel af met een zin waarin staat dat er in individuele gevallen (vaak is dat in de terminale fase) van deze regel afgeweken kan worden in goed overleg. Uitzonderlijke afspraken voor uitzonderlijke gevallen worden vastgelegd in het zorgplan van de betreffende cliënt. Medewerkers kunnen daarop terugvallen.

Soms vertrekt iemand zelf uit de Blinkert omdat het niet lukt zich aan deze regel te houden, laatst nog een jongen die GHB gebruikte. Hij is zelf gegaan, zo van “ik trek dit gewoon niet, ik moet de straat op”. Dan verdwijnt iemand uit beeld. Waarschijnlijk leeft hij al niet meer. Dat zijn wel heftige dingen, ook voor medewerkers is dat heel naar. Een tijd terug hadden we ook een vrouwelijke bewoner die steeds vertrok naar haar partner die haar waarschijnlijk slaat.’

Je schakelt de politie in zulk soort situaties niet in?

‘Als we het vermoeden hebben van huiselijk geweld proberen we Veilig Thuis in te schakelen. De wijkagent bellen we ook met enige regelmaat maar soms is het een onderbuikgevoel, “we vertrouwen het niet”, en daar kan de politie ook niets mee.

Je ziet mensen soms ook terugkomen. Die gaan dan omdat ze nét niet ziek genoeg zijn om hier te blijven, en zich te houden aan het regime van niet gebruiken en geen overlast veroorzaken voor je medecliënten en voor de buurt. Tegen de zomer merk je dat mensen makkelijker weggaan en ‘s winters komen ze dan soms weer terug. En sommigen pas na een of twee jaar.’

De Blinkert zit middenin een woonwijk in Baarn.

Dat jullie hier in een woonwijk zitten, trekken de cliënten zich daaraan op? En houden ze daar rekening mee?

‘Een aantal heeft wel wat contacten hier in de buurt, maar het grootste deel dat hier zit heeft lak aan de buurt. Er zit een supermarkt vijftig meter verderop, met een klein slijtertje en daar kun je je goedkope bier halen. Onderweg van de supermarkt naar hier worden de lege blikken achterover in de tuin gekieperd want dan ben je ze maar kwijt.’

Komen ze vaak met klachten?

‘Ze hebben allemaal mijn 06, ik word met regelmaat gebeld dat er wat aan de hand is. We geven altijd opvolging aan een melding en ondernemen actie door met de cliënt te praten, dat werkt wel. We leven samen en het gaat.’

Overlast is wel een gevolg van het beleid dat ze niet binnen mogen gebruiken.

‘Ja. Cliënten mogen nu nog op het terrein roken, maar dat gaat straks ook verboden worden. Ik weet niet hoe ongehoorzaam ze dan gaan worden. We hebben interne rookruimtes al gesloten en dat blijkt te doen te zijn in de zomer. Maar we weten nog niet hoe dat in de winter gaat of als het keihard gaat regenen. Dat kan best nog vervelend gaan worden.

Onze cliënten zijn echt niet genegen om zich aan te passen. Dat klinkt alsof ze allemaal volkomen asociaal zijn maar dat is niet zo. Ze hebben een manier van leven waarvan ze vinden: dit is mijn manier en ik mag er ook zijn. Dat is tot op zekere hoogte ook zo, dus we proberen altijd de balans te vinden. Maar zij vinden dat niet dat ze een slechte buur zijn als ze op het hekje hier gaan zitten roken. “Daar heb jij toch geen last van, waar maak je je druk om?”.

Bij cliënten waarbij dit geïndiceerd is doen we wel controles en nemen we verboden middelen in. Bij sommigen mensen hebben we de afspraak dat ze blazen of dat er getest wordt op gebruik. Vooral bij alcohol is het natuurlijk goed te merken. Die mensen gaan naar hun kamer en worden geacht daar minimaal twee uur te blijven.’

Een bewoner laat zijn kamer zien.

Accepteren ze het makkelijk dat ze hier de rest van hun leven zijn met een langdurige zorgindicatie? Vinden ze dat fijn, of juist lastig?

‘Sommigen vinden dat heel erg lastig. Wie wil er nou op z’n vijftigste in een verpleeghuis zitten, uitgeblust en op? Die is de consequentie van je leefstijl en levenswijze, ja daar hebben ze ook wel last van. Maar ze berusten ook. Een bewoner zei eens: “Het is gewoon driewerf kut, maar na een poosje is het toch wel fijn.” Tja, je gaat naar een kamertje met een badkamer die je met drie mensen moet delen. Het is niet ideaal maar als je veel op straat geleefd hebt is het weer een stuk beter.’

Vinden de bewoners het samen leven fijn?

‘Ja, ze zoeken elkaar op. Je ziet sommigen een soort van vriendschap met elkaar krijgen. Er overlijden natuurlijk met enige regelmaat cliënten. Ze worden dan uitgedragen, door een erehaag gevormd door anderen van de groep waar ze gewoond hebben, en ook door het personeel. Je ziet soms echt dat cliënten heel erg aangedaan zijn of een woordje zeggen. Er ontstaat een huiselijk gevoel: dit zijn de mensen waar ik bij hoor. Voor elke bewoner die overlijdt wordt een monumentje gemaakt, dat wordt in de tuin gezet en een keer per jaar hebben we een herdenkingsbijeenkomst.

Gedenksteentjes in de tuin van de Blinkert, gemaakt door bewoners voor bewoners die overleden zijn.

We hebben van begin af aan gezegd: we steken in op de relatie met de bewoner. Ik denk dat we het daarom voor mekaar krijgen met elkaar. Het maakt geen bal uit wat je gedaan hebt of wie je bent, we accepteren je gewoon als mens. Dat komt ook voort uit de overtuiging van het Leger des Heils. Of je nou supergeslaagd bent in het leven of je bent over het randje geduikeld en het is misgegaan, voor God ben je allemaal hetzelfde. Die overtuiging helpt medewerkers om op een goede manier met de cliënten om te gaan. Die basisgedachte helpt cliënten ook, dat ze gerespecteerd worden voor wie ze als mens zijn.’

Valente werkt tot 2030 aan enkele specifieke doelen. Een ervan, die eigenlijk alles samenvat, is: ‘In 2030 nemen landelijke overheid en gemeenten de belangen van onze leden en hun cliënten vanzelfsprekend mee in het maken en uitvoeren van hun beleid. Dat betekent dat cliënten vanaf 2030 eenvoudig toegang tot de juiste hulp kunnen krijgen, zonder te verdwalen.’ Daar gaan we voor.

De Blinkert is een specialistisch verpleeghuis voor mensen met multi-problematiek, bestaande uit somatische zorgvragen in combinatie met psych(iatr)ische-, sociaal-maatschappelijke en/of verslavingsproblematiek. Cliënten hebben vaak een verleden als dak- en/of thuisloze en diverse maatschappelijke problemen, waardoor zij niet binnen het reguliere zorgaanbod passen. Meer vind je hier.

Naast het Leger des Heils bieden nog enkele leden van Valente verpleegzorg aan voormalig dakloze mensen en mensen met ggz/verslavingsproblemen, zoals:

CVD, Havenzicht (Rotterdam)
HVO-Querido, De Aak (Amsterdam) 
Iriszorg, Neboklooster (Nijmegen) & Het Hoogeland (Beekbergen)
◉ Kesslerstichting (Den Haag) Ziekenboeg & Zorg en Wonen
Kwintes, beschermd wonen (Lelystad)
Levantogroep (Limburg)
Neos (Eindhoven)
SMO Breda, De Gaarshof (Baarle Nassau)
Wender, De Marene (Leeuwarden)

 

Contact hierover?

Laura Kluinhaar

communicatiemedewerker

laura.kluinhaar@valente.nl

06 57154928

Meer informatieover Laura Kluinhaar

Kim van de Wetering

communicatieadviseur

kim.vandewetering@valente.nl

06 46130039

Meer informatieover Kim van de Wetering

Rina Beers

senior beleidsadviseur

rina.beers@valente.nl

06 13846484

Thema’s

dakloosheid, wonen, wetgeving, toegang

Meer informatieover Rina Beers