LHBTI, dakloosheid en inclusieve hulpverlening: ‘Ik hoef geen labeltje, zie me zoals ik ben’
Nicole leefde vanaf haar dertiende op straat, sliep in treinwagons en parken, en worstelde met haar identiteit en veiligheid. Nu werkt ze als ervaringsdeskundige en strijdt ze voor échte inclusie in de hulpverlening – niet met regenboogvlaggen, maar met oprechte aandacht: ‘Zie mij zoals ik ben, niet alleen als ex-dakloos, ex-verslaafd, non-binair, maar helemaal.’
‘Ik ben vanaf mijn dertiende dakloos geweest,’ vertelt Nicole (46). Haar jeugd werd getekend door scheiding, verslaving, verwaarlozing en verlies. ‘Mijn vader vertrok toen ik elf was, mijn moeder werd ziek. Ik had niemand meer.’
Op haar negende kwam ze in aanraking met softdrugs, op haar elfde raakte ze verslaafd aan harddrugs. Vanaf haar dertiende stond ze er helemaal alleen voor. ‘In het begin kon ik nog wel eens op een zolderkamertje slapen, of op een bank bij iemand, maar dat werd steeds moeilijker. Mensen vertrouwden me niet meer, vanwege die verslaving.’
(tekst loopt door onder de foto)

Af en toe had ze een plek bij Streetcornerwork of het Poortgebouw maar meestal bracht Nicole haar nachten door onder bruggen en in parken, of sliep in treinwagons of onder het spoor. Ze kreeg even een huis toen ze zeventien was maar raakte dat snel kwijt. ‘Ik was zwaar verslaafd. Ik wist niet hoe ik het allemaal moest doen.’
Het duurde tot haar 20e voordat er iets veranderde. Via Begeleid Wonen Amsterdam kreeg ze opnieuw een kans. ‘Ze wilden eerst zien of ik stabiel was. Daarna huurden ze een woning voor me, waar ik onder toezicht woonde. Na een jaar stond het op mijn naam. Sindsdien ben ik mijn huis nooit meer kwijtgeraakt. Wat er ook gebeurt, mijn huur wordt altijd betaald.’ Afkicken duurde wat langer, maar is ook gelukt.
‘One of the guys’, of visvoer
Haar ervaringen met dakloosheid en verslaving liepen parallel aan de worsteling met haar identiteit. ‘Ik wist al vrij jong dat ik anders was, maar kon het niet plaatsen. Dat kwam ook omdat ik vanaf mijn vierde seksueel ben misbruikt.’
Daar ontstond een beschermingsmechanisme: een masculiene uitstraling, een alter ego. ‘Ik dacht: als ik me wat steviger profileer, ben ik minder aantrekkelijk voor mannen. Op straat hadden meisjes het vaak zwaarder. Ik wilde me beschermen.’
Pas veel later kon ze met therapie inzien dat er méér achter zat. ‘Ik had altijd al iets met vrouwen. Dat was niet alleen bescherming, maar ook gewoon wie ik was.’
Ze ziet zichzelf als vrouw, maar voelt zich niet altijd typisch vrouwelijk. ‘Vandaag voel ik me mannelijk, morgen vrouwelijk. Maar ik ben en blijf een vrouw.’ Ze identificeert zich het meest met het non-binaire spectrum: ‘Van alle termen die er zijn, past dat het beste bij mij.’
Op straat werd ze meestal als man behandeld. ‘Dat vond ik fijn. Dan was ik ‘one of the guys’, en geen visvoer zoals veel verslaafde vrouwen.’ Maar in andere contexten – hulpverlening, horeca, zelfs op straat – leidt die verwarring regelmatig tot pijnlijke confrontaties. ‘Mensen blijven me ‘hij’ noemen, zelfs als ik zeg dat ik een vrouw ben. Dat doet wat met je.’
Mensenmens zonder labels

Nicole is open over haar geaardheid, maar hecht niet veel waarde aan labels. ‘Ik val op vrouwen, ja. Maar ik noem mezelf geen 100% lesbisch. Ik ben een mensenmens. Klik ik met iemand, dan klik ik met iemand – ongeacht of die een swaffel of een mossel heeft,’ zegt ze olijk.
Wat ze vooral belangrijk vindt, is dat mensen naar elkaar blijven luisteren. In de hulpverlening werd ze vaak niet serieus genomen. ‘Ze zagen me als een lastig pakket. Ook toen ik als ervaringsdeskundige werkte in de verslavingszorg was ik iemand van de straat, geen volwaardig teamlid.’
Bij Howie the Harp volgt Nicole een opleiding tot ervaringsdeskundige. Ze loopt stage bij een leer-werklocatie, waar deelnemers structuur leren aanbrengen in hun leven. Daarnaast werkt ze aan een voorlichtingsvideo over haar leven. ‘Ik neem mensen mee naar plekken waar ik heb gewoond – zoals twee kuilen in het park met vijverfolie als dak. Dat maakt het tastbaarder.’ De video wordt haar visitekaartje, dat ze wil inzetten op scholen, bij bedrijven en instellingen waar ze trainingen hoopt te geven.
Hulpverlening en LHBTI: kijk breed
Op de vraag wat de hulpverlening beter kan doen voor LHBTI-personen, is Nicole duidelijk: ‘Kijk naar de mens. Ga het gesprek aan. Vraag gewoon: hoe wil je aangesproken worden? Niet invullen op basis van uiterlijk.’ Ze snapt dat het spannend kan zijn voor hulpverleners. ‘Ze zijn bang om het verkeerd te doen. Maar je komt er alleen achter door het gesprek aan te gaan.’ Eerlijkheid is voor haar essentieel. ‘Zeg gewoon waar het op staat. Verkoop geen broodjes aap. Wees duidelijk, ook als je iets niet weet. Blijf met elkaar in gesprek.’
(tekst loopt door onder de foto)

Ze wil dat hulpverleners erkennen dat ze óók ervaringen hebben, en dat ze daarin iets gemeen hebben. Maar ook de cliënten of deelnemers wil ze daarvan doordringen: ‘Een hulpverlener is misschien niet dakloos of verslaafd geweest, maar je maakt mij niet wijs dat jouw leven enkel rozengeur en maneschijn was. Iedereen heeft een kruisje. Als we die samenvoegen, hebben we een sterke munt.’ Haar brede ervaring maakt dat ze ook breed kijkt. ‘Ik probeer mensen echt te zien. Niet focussen op stukjes, zoals verslaving, gedrag of LHBTI – maar wie ze zijn, helemaal.’
Inclusie op de werkvloer
Over LHBTI-zichtbaarheid is ze daarom genuanceerd. ‘Ik heb een vlaggetje aan mijn sleutelbos, een sticker op mijn auto. Mensen kunnen zien wie ik ben.’ Maar ze vindt niet dat overal regenboogvlaggen moeten hangen. ‘Ik heb veel Marokkaanse vrienden. Die accepteren mij, maar zeggen ook: waarom moet het in ons gezicht geduwd worden?’ En die regenboog is soms maar symboolpolitiek, vindt Nicole. ‘Er zijn organisaties die zo’n vlag uithangen, maar intern gebeurt er niks. Ik heb liever dat je me opneemt in je team, dan dat je een vlag buiten hangt.’
Haar oproep aan organisaties is helder: ‘Neem mensen zoals wij aan. Laat ons meedenken. Houd ons niet buiten de vergaderingen. Geef ons een volwaardige plek.’ Niet minder, en ook niet meer. ‘Ik ben overal bij, net als de rest van ons team: casuïstiekbesprekingen, vergaderingen, pizzamomentjes. Dat is inclusie.’