Fotoproject Waar ben ik THUIS? | Willem
Wat betekent thuis als je dakloos bent? Wat blijft er over als je thuis niet veilig bent, of als je je bij jezelf niet thuis voelt? Hoe verandert thuis als je leven verandert? Wat maakt een thuis? In een fotoproject reflecteren deelnemers door gesprek en (zelf) te fotograferen op deze vragen.

Twintig jaar woont Willem (64) al in zijn flat in Lunetten. Zijn idee van thuis is niet concreet, eerder filosofisch. ‘Je woont maar ergens. Je bent er te gast. De gemeente beslist of je mag blijven. Maar je lichaam, dat kunnen ze je niet afnemen. Dat is je huis. En je doodskist, dat is je laatste thuis.’
Dat gezegd hebbend voelt hij zich thuis in zijn woning. ‘Als ik me hier niet thuis voelde, dan woonde ik hier niet’, zegt hij droog. Zijn woonkamer staat gezellig vol met gebruiksvoorwerpen zoals een asbak en schroevendraaier, een kerstboompje en slingers. Zijn meest dierbare bezit is zonder twijfel de klok van zijn oma die aan de muur hangt. ‘Dat is het mooiste wat ik heb. Dat ding tikt nog steeds.’

Alles in zijn flat is gelijkvloers en dat is maar goed ook, want in de afgelopen jaren werd eerst zijn rechter- en niet lang daarna zijn linker onderbeen geamputeerd. ‘Door kanker en suiker,’ zegt Willem, ‘en jaren van verslaving aan bijna alles hielpen ook niet.’ Hij heeft niks te klagen over het huis. Ja het plafond mag wel eens gewit worden, met al dat roken.

Als Willem een voorwerp moet kiezen dat hém symboliseert, kiest hij zijn pet. Geen gewone pet. ‘Deze pet is heel bekend in Utrecht. Maar ik ben de enige die hem heeft.’ Het is een symbool van zijn trots, van iets dat hij zelf heeft opgebouwd: een scootmobielclub, samen met anderen uit de buurt. ‘Die pet, dat ben ik.’

Trots is hij op meer. ‘Dat ik gestopt ben met drugs. Vroeger gebruikte ik veel, echt veel. Maar nu? Nee. Alleen nog af en toe een biertje en een sigaretje.’ Een tatoeage op zijn arm memoreert dat hij gestopt is met gebruiken: ‘Een lopend bierglas.’ Op zijn andere arm staat een familiewapen. ‘Gemaakt door een tatoeagekampioen uit Canada.’
Willems buurt betekent veel voor hem. ‘Ik heb een hele aardige buurt. Ze kennen me allemaal en de buren mogen me graag. Soms ouwehoeren we een beetje, of drinken een biertje samen.’ Af en toe komt er iemand langs voor een sigaret. Binnenkort geeft hij een burenfeest, ze gaan barbecueën. ‘Ik hou van feesten, ik vind dat leuk.’

Zijn ochtendritueel is eenvoudig. ‘Ik sta op, ik stap onder de douche. Daarna een sigaretje, en dan naar buiten, een beetje rijden door de stad, naar het pleintje in de buurt.’ Geen haast, maar wel ritme. Hij heeft ook een tijd gewerkt als ervaringsdeskundige (z’n certificaat hangt boven de bank), als voorlichter vooral.

Het leven was niet makkelijk voor Willem. Zijn moeder was ziek, vader kon hem en zijn broertjes niet alleen aan en plaatste ze bij een oom en tante. Daar was het niet altijd veilig: ‘Ze lieten me rare dingen doen toen ik klein was. Daar praat niemand over. Het was geheim. Maar ik zeg het nu wel.’ Hij kwam met drugs en verkeerde types in contact en kwam in de gevangenis. ‘Toen ik eruit kwam, had ik niks meer. Geen vrouw, geen kinderen, geen huis. Alleen ikzelf, en zelfs dat raakte ik een beetje kwijt.’ Hij was vijf jaar dakloos, tot hij in Lunetten kwam.
Toch blijft hij lachen. ‘Ik lach nog steeds, ja. Ook als ik alleen ben. Mensen lachen te weinig, dat is het probleem. Wat er ook gebeurt, altijd positief blijven.’
Willem | Hier ben ik THUIS

