Spring naar content

Onderzoeksblog Wilma Boevink: Het persoonlijke is politiek

31 augustus 2023

In 2023 analyseerde Wilma Boevink op verzoek van Valente de opbrengst van een branche-brede uitvraag naar de inzet en implementatie van ervaringsdeskundigheid. Organisaties voor vrouwenopvang namen hiertoe het initiatief, omdat ze meer met ervaringsdeskundigen willen gaan werken. Hoe is de situatie anno 2023 bij de Valente-leden? Waarin zijn overeenkomsten te vinden tussen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd/begeleid wonen? Waar liggen verschillen? Het rapport daarover verschijnt binnenkort. Wilma presenteert de hoofdlijnen op de bijeenkomsten van de basisnetwerken. We nemen alvast een voorschot op enkele uitkomsten in deze blog.

Ervaringsdeskundigheid in de Valente-praktijk

Begin 2023 deelden 46 van de op dat moment 71 lidorganisaties van Valente (65%) hun ‘state of the art’ wat betreft de inzet van ervaringsdeskundigen in hun organisatie. Zij vertegenwoordigen alle soorten aanbod – vrouwenopvang, maatschappelijke opvang, beschermd/begeleid wonen, forensische psychiatrie – en alles wat daarbij komt kijken – als ook de relatief grote organisaties die al het voorgaande in hun aanbod hebben. Zes van hen hebben geen ervaringsdeskundigen over de vloer in de organisatie. De overige bieden in wisselende mate betaalde dienstverbanden, vrijwilligerswerk, opleidingskansen en stageplekken.

De ontwikkeling van ervaringsdeskundigheid, en het werken met ervaringsdeskundigen, ontstond begin deze eeuw op initiatief van cliënten van een RIBW en was onlosmakelijk verbonden met het herstelperspectief. Het worstelen met ontwrichting, en de ontworsteling daaraan, in het dagelijks leven, vormt het hart van ervaringskennis. Het betreft het vanuit ervaring leren wat bij die ontworsteling de uitdagingen en steunpunten zijn, wat helpt en wat hindert. In de herstelbeweging leidden dergelijke lessen vaak tot een bewustzijn bij ‘cliënten’ dat zij gebruikers zijn van zorg en hulp en als zodanig kennis hebben over hoe die zorg en hulp meer op hulpvragers en hun herstelprocessen kan aansluiten.

In de praktijk van Valente zien we, nadat eerst de voorlichtingsrol door vrijwilligers is beproefd, vooral initiatieven om (ex-)cliënten, al dan niet gecertificeerd als begeleider of hulpverlener met ervaringsdeskundigheid, in te zetten in het primaire proces. Daar zijn ze maatje of hoopverlener van individuele cliënten of organiseren ze bijvoorbeeld herstelwerkgroepen. De gedachte erachter is dat ervaringsdeskundigen oog hebben en ruimte kunnen maken voor herstelpogingen van mensen met ontwrichtende ervaringen zoals huiselijk geweld, dakloosheid, schulden of een psychose. Ervaringsdeskundigen kunnen er idealiter in ‘vrije ruimte’ onderlinge steun en zelfhulp bieden, in een niche die professionele hulpverleners vaak ontberen, maar wel nuttig achten.

Cliënten van beschermd/begeleid wonen namen het voortouw in de zogenaamde herstelbeweging. Ze ontwikkelden trainingen voor mede-cliënten over herstel en voor professionals over herstelsteun. En ze ontpopten zich als deskundigen van het herstelperspectief als tegenhanger van het soms doorgeslagen medisch perspectief op menselijk lijden. Vanaf 2005 kregen ze ook toegang tot ggz-instellingen. Meer recent volgde de sociale sector. Rond 2012 werd de vereniging van ervaringsdeskundigen nieuw leven ingeblazen. Deze maakte vanaf een 2020 een professionaliseringsslag mogelijk door de ontwikkeling van een beroepscompetentieprofiel, leerplannen en een beroepsregister. Daarmee kwam er ook een financieringsgrondslag voor hulporganisaties om ervaringsdeskundigen in dienst te nemen. Tegelijkertijd is er discussie over deze formalisering en professionalisering. In 2015 opende de eerste herstelacademie haar deuren, om mensen met ontwrichtingservaringen de ruimte te geven hun leven in balans te krijgen en optioneel zich tot ervaringsdeskundigen te ontwikkelen. Herstelacademies en zelfregiecentra worden nu landelijk uitgerold, mede door stimuleringsbeleid van de overheid.

Naast een rol of functie in de één-op-één contacten met cliënten opereren ervaringsdeskundige begeleiders vaak in een team met andere disciplines, met professionals zonder ervaringsdeskundigheid. Daar worden ze geacht inbreng te hebben in casuïstiek besprekingen door hun ervaringsdeskundig licht te laten schijnen op hoe cliënten het beste te ondersteunen vanuit het herstelperspectief. Soms ook staan hun collega’s open voor feedback op hun denken en doen, bij bijvoorbeeld stigmatiserend taalgebruik of een overheersend aanbodgericht ‘systeemdenken’. De beleidstaal daarover is veelbelovend. In de praktijk hebben ervaringsdeskundigen ook te maken met verholen uitsluiting of onverholen weerstand. De mate van acceptatie van ervaringskennis en -deskundigheid in een organisatie wisselt en dat hangt samen met de kracht van het beleid dat hierop wordt gevoerd.

Vraagstukken

In enkele lidorganisaties werken ervaringsdeskundige beleidsadviseurs. Hun focus ligt veelal op beleidsontwikkeling ten aanzien van de ervaringsdeskundige inzet in de organisatie. Zij denken mee over vragen als:

  • Hoe creëren we draagvlak voor ervaringsdeskundigheid onder de medewerkers in de organisatie?
  • Is ervaringsdeskundigheid een competentie van opgeleide hulpverleners/begeleiders of een zelfstandig beroep?
  • Vliegen we opgeleide ervaringsdeskundigen in of creëren we mogelijkheden voor de eigen cliënten om zich richting ervaringsdeskundigheid te ontwikkelen?
  • Organiseren we ervaringsdeskundigen in een ‘aparte’ vakgroep of kiezen we voor 1 ervaringsdeskundige in elk team?

De aandacht van professionele hulporganisaties gaat vooral uit naar de dilemma’s rond de inzet van individuele ervaringsdeskundigen in hun logistieke processen. Als het daarbij blijft, spreken we van incorporeren van ervaringsdeskundigheid: een steentje erbij, maar verder blijft alles bij het oude. Een serieuze derde kenniskolom vergt meer dan dat en biedt ook meer. Ervaringskennis toetst aanbod-denken en systeemdenken op aansluiting bij hulp vragende mensen. Ervaringskennis als derde kenniskolom betekent dat soms de andere twee kenniskolommen een stapje terug moeten doen.

Het persoonlijke is politiek

Zijn er verschillen tussen de diverse sub-branches? Jazeker. De organisaties voor beschermd en begeleid wonen hebben een langere geschiedenis in hun pogingen ervaringskennis in hun organisatie in te zetten. Daar wordt op sommige plekken massa gemaakt, in aantallen werkzame ervaringsdeskundigen, maar ook in visieontwikkeling en beleid.

In de organisaties voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang lijkt de zoektocht naar benutting van ervaringskennis meer recent ingezet. In de vrouwenopvang is nu bijvoorbeeld veelal sprake van vrijwillige ex-cliënten die komen vertellen over hun ervaringen met huiselijk geweld aan andere cliënten of aan medewerkers.

Ervaringskennis breder inzetten is daar vooralsnog een intentie en een zoektocht. Een recent rapport van Vink et al getuigt daar van. Daarin wordt verondersteld dat het percentage medewerkers met eigen geweldservaringen waarschijnlijk erg hoog is. Toch vormen deze ervaringen geen onderwerp in opleidingen, noch op de werkvloer, laat staan hoe ze kunnen worden ingezet in het primaire proces. Organisaties voor vrouwenopvang voelen zich ongemakkelijk ten opzichte van de inzet van ervaringen en ervaringskennis. Alsof ze zich moeten verhouden tot een vreemde entiteit.

Dat is verrassend, omdat de vrouwenopvang de enige sub-branche is die van oudsher is gebouwd op ervaringen en ervaringskennis van vrouwen die geweld aan den lijve (hadden) ondervonden. In de tweede feministische golf zetten zij bijvoorbeeld de blijf-van-mijn-lijf huizen op en brachten ze geweld tegen vrouwen hoog op de politieke agenda. Veel initiatieven werden genomen vanuit de gedachte dat het persoonlijke politiek is, feitelijk de kern van het ervaringsdeskundig perspectief. (Her-) invoering van ervaringskennis in de vrouwenopvang zou gebaat kunnen zijn met geschiedenisonderricht aan de medewerkers.

Het in 2014 gelanceerde online ‘Canon vrouwenopvang’ wordt dit jaar geactualiseerd. Het zou mooi zijn als kennis over de geschiedenis benut zou worden bij de (her-) invoering van ervaringskennis in de vrouwenopvang. Als medewerkers in de vrouwenopvang beter weten waar hun organisaties vandaan komen, wordt de inzet van ervaringsdeskundigheid vanzelfsprekend!

Wilma Boevink is sociaal wetenschapper, werkt als zzp’er en is gelieerd aan de Universiteit Utrecht. Een deel van haar leven was ze psychiatrisch patiënt. Ze wordt wel de grondlegger van de herstelbeweging genoemd en als zodanig heeft ze ‘ervaringsdeskundigheid’ in de ggz op de kaart gezet. Ze schreef er een proefschrift over HEE! – Trimbos-instituut

Contact hierover?

Wilma Boevink

zzp'er - onderzoeker

wilma.boevink@valente.nl

06 57937358

Thema’s

landelijke onderzoeksagenda, ervaringskennis

Meer informatieover Wilma Boevink